Witte Donderdag – Evangelie (Johannes 13, 1-15)

Onder het laatste avondmaal stond Jezus van de tafel op. Wetend dat de Vader Hem alles in handen had gegeven, en in het bewustzijn dat Hij van God was uitgegaan en naar God terugkeerde, legde Hij zijn bovenkleren af en bond zich een linnen schort voor. Hij goot water in het wasbekken en begon de voeten van zijn leerlingen te wassen. Met de schort droogde Hij ze af.

Zo kwam Hij bij Simon Petrus. Die zei; “Heer, wilt Gij me de voeten wassen?” “Wat Ik doe begrijp je nu nog niet,” antwoordde Jezus. “Later zal je de betekenis ervan zien.” “Nooit in der eeuwigheid laat ik door U mijn voeten wassen!” “Als Ik ze niet was, als Ik je niet mag dienen,kun je geen deel hebben aan het leven dat Ik geef.” “Heer, dan niet alleen mijn voeten! Ook mijn handen en hoofd!” “Ach, wie een bad heeft genomen hoeft zich alleen het stof van de voeten te wassen. Jullie zijn rein … Maar niet allemaal.” Jezus wist dat iemand Hem zou overleveren. Daarom zei Hij: “Niet allemaal.”

Toen Hij hun voeten had gewassen, trok Hij zijn kleren weer aan en kwam bij hen aan tafel. “Begrijpen jullie wat Ik gedaan heb? Jullie spreken me aan met “Meester” en “Heer”. Terecht: dat ben Ik.  Als Ik, Heer en Meester, jullie de voeten heb gewassen, moeten jullie ook elkaars voeten wassen. Ik heb jullie een voorbeeld gegeven… Doe zoals Ik heb gedaan.

Want dit staat vast: een dienaar is niet groter dan zijn heer, een gezant staat niet boven degene die hem heeft gezonden. Als je dat onthoudt én er ook naar handelt, ben je gelukkig!”