1° Lezing : Jesaja 63, 16b-17.19b; 64, 3b8: God, onze Vader
Heer, U bent onze vader, eeuwenlang al heeft U ons bevrijd. Waarom, Heer, liet U ons andere wegen gaan dan die van U? Waarom liet U ons hart een steen worden zodat het niets meer voor U over heeft? Keer terug, want wij zijn uw dienaren, wij zijn uw volk. Kom toch uit de hemel naar beneden! De bergen zullen beven voor U. Niemand heeft een God gezien zoals U, een God die mensen helpt die op Hem vertrouwen. U gaat naar mensen die rechtvaardig willen leven. Mensen die uw weg gaan, die aan U denken. U bent boos op ons omdat we verkeerd handelden, toch worden wij gered. Wij zijn allen onrein geworden, wij zijn als dorre bladeren de wind van onze zonden blaast ons weg. Niemand roept nog uw naam, niemand heeft de moed om op U te steunen. Want U hebt zich voor ons verborgen, en ons prijsgegeven aan onze schuld. En toch, Heer, U bent onze vader. Wij zijn de klei, U bent de boetseerder, wij zijn het werk van uw hand. Heer, wees niet langer boos op ons. Denk niet langer aan wat we verkeerd deden. Kijk naar ons, want wij zijn uw volk.
Evangelie : Marcus 13,33-37: Wees waakzaam
Op een dag gaat Jezus weg uit de tempel. Eén van zijn leerlingen kijkt om en zegt: ‘Meester, wat een prachtige grote gebouwen.’ Maar Jezus zegt: ‘De grote gebouwen die je daar ziet… wees er maar zeker van dat er geen enkele steen nog op de andere zal blijven. Alles zal afgebroken worden.’ Jezus gaat verder naar de Olijfberg. Hij gaat er neerzitten en kijkt in de richting van de tempel. Alleen Petrus, Jacobus, Johannes en Andreas zijn bij Hem. Petrus vraagt: ‘Wanneer zal dat gebeuren?’ Jezus begint erover te praten. Helemaal op het einde zegt Hij: “Pas maar op want jullie weten niet wanneer die tijd zal komen.’ Dit maakt Jezus duidelijk met een verhaal: ‘Je kunt dat vergelijken met een man die op reis gaat: hij verlaat zijn huis en vraagt aan zijn personeel: ‘Zorg goed voor mijn huis.’ Iedereen krijgt een eigen taak. En de portier krijgt de opdracht om de wacht te houden. De man zegt: ‘Wees waakzaam, want ik weet niet wanneer ik terug kom. ’s Avonds? Midden in de nacht? Bij het eerste hanengekraai? Of ’s morgens? Zorg ervoor dat jullie niet slapen wanneer ik plotseling terug kom.’ ‘Wel,’ zegt Jezus na dit verhaal, ‘Wat Ik tegen jullie zeg, dat zeg Ik tegen iedereen: wees waakzaam!