1° Lezing : 2Samuel 7,1-5.8-11.16 : Een huis voor God
Heel lang geleden leefde koning David. Een echte koning die regeerde over het land Israël. Over hem zijn heel veel verhalen bekend die in de bijbel werden neergeschreven. Nu kun je jou afvragen waarom wij vandaag nog over koning David vertellen, een verhaal van zolang geleden. Dat is omdat in het verhaal dingen staan waarvan de mensen nu nog zeggen: zo is het, dat vinden wij ook. Daarom vertellen ze het aan hun kinderen en schrijven ze het neer zodat grote mensen het kunnen lezen. Van de vele verhalen die over koning David verteld zijn, pikken we er vandaag een heel kort uit. Het is een mooi verhaal omdat het op een heel eenvoudige wijze iets zegt over wie God is. Toen koning David op een dag in zijn paleis rondliep dacht hij bij zichzelf: ‘Zie eens hoe mooi ik hier woon. Dat is heel wat mooier dan de tent waarin de ark staat, die ons aan God doet denken.’ (De ark is een soort kist, die je overal kunt meedragen en die kan dienen als een troon. Koning David en alle mensen van zijn land, de Israëlieten, zegden dat de ark de troon van God zelf was) En David dacht: ‘Zou ik er niet goed aan doen voor de ark ook een mooi huis, een tempel te bouwen?‘ Hij sprak erover met de profeet Natan. Natan zei: ‘Dat lijkt me een goed idee.’ Maar ’s nachts kon Natan de slaap niet vatten. Hij dacht over de plannen van de koning en bad tot God. De volgende dag zei Natan tot David: ‘De hele nacht heb ik tot God gebeden en God heeft me het volgende gezegd: De Israëlieten hebben de ark altijd meegedragen, waar ze ook gingen. En als ze ter plaatse bleven, trokken ze een tent op om er de ark in te zetten. Zo konden ze voelen dat Ik, hun God bij hen was, of ze nu rondtrokken of ergens ter plaatse bleven rusten.’ En Natan zei verder: ‘Ik weet niet of het goed is om een tempel te bouwen.’ David zei toen: ‘Maar ik wil dat de ark net zo’n mooi huis heeft als ik.’ Maar Natan antwoordde: ‘Ik denk niet dat God dat graag wil. God wil op een eenvoudige wijze bij de mensen blijven. Nog het liefst wil hij als mens onder ons zijn.’ Toen zei David: ‘Dan bouw ik beter geen tempel voor onze God’ En hij ging de tent binnen waar de ark stond en dankte God om al wat hij voor zijn volk gedaan had
Evangelie : Lucas 1,26-38 : Boodschap van een engel
God stuurde de engel Gabriël naar Nazaret, een stad in Galilea. Elisabet was toen zes maanden zwanger. De engel ging naar Maria, een jonge vrouw die zou gaan trouwen met Jozef. Jozef kwam uit de familie van koning David. De engel zei tegen Maria: ‘Ik groet je, Maria. God heeft jou uitgekozen. Hij zal bij je zijn.’ Maria schrok van de woorden van de engel. Ze vroeg zich af wat hij bedoelde. Toen zei de engel tegen Maria: ‘Je hoeft niet bang te zijn, Maria. God heeft je uitgekozen voor iets moois. Je zult zwanger worden en een zoon krijgen. Je moet hem Jezus noemen. Jezus zal heel belangrijk zijn, hij zal Zoon van de allerhoogste God genoemd worden. En God, de Heer, zal hem koning maken, net zoals zijn voorvader David dat was. Jezus zal voor altijd koning van Israël zijn. Aan zijn macht komt geen einde.’ Maria zei tegen de engel: ‘Maar ik slaap nog niet met een man. Hoe kan ik dan zwanger worden?’ De engel antwoordde: ‘De heilige Geest zal bij je komen. En door de kracht van de allerhoogste God zul je zwanger worden. Daarom zal jouw kind bij God horen, en zal hij Zoon van God genoemd worden. Ook je familielid Elisabet krijgt een zoon. Iedereen dacht dat zij geen kinderen kon krijgen. Maar nu is ze al zes maanden zwanger, terwijl ze toch al oud is. Voor God is alles mogelijk!’ Maria zei: ‘Ik wil God dienen. Laat er met mij gebeuren wat u gezegd hebt.’ Toen ging de engel weg.